De Bovenkerkerpolder
Toen en nu
De Bovenkerkerpolder werd in 1629 formeel in het leven geroepen. Het werd een waterschap, een overheidslichaam dus. Maar de oppervlakte was toen al zo’n vier eeuwen eerder in cultuur gebracht. Rondom het jaar 1600 kwam er een niet-agrarische vorm van grondgebruik in zwang. Een groot deel van de polder werd geleidelijk vergraven om er turf van te maken. Turf was een brandstof waar toen een grote en permanente vraag naar was, met name in Amsterdam. Er veel dus goed aan te verdienen. Echter, turf graven en turf baggeren was een vorm van bodemvernietiging. Omstreeks 1750 was een groot deel van de Bovenkerkerpolder veranderd in een onrendabele waterplas. Vermogende Amsterdammers zagen er wel brood in om die waterplas met behulp van molens droog te malen. Tussen 1764 en 1770 kwam het grote werk tot uitvoering.
Alle participanten kregen na drooglegging door loting een grondstuk toegewezen. Di toedeling was in zoverre eenvoudig omdat de oppervlakte in percelen in grote regelmaat was verdeeld, de meeste grondstukken van gelijke grootte, gescheiden door kaarsrechte sloten en vaarten. Het polderlandschap is dus volledig vormgegeven door mensenhand.

